Skip to content

Eigen moreel kompas universiteiten belemmert wetenschappelijk debat en onderwijs

Opiniestuk van het Docentencollectief gepubliceerd in De Volkskrant van vrijdag 9 februari 2024.

Sinds een jaar is er aan de Nederlandse universiteiten een discussie over de wenselijkheid en toelaatbaarheid van samenwerking met bepaalde ‘fossiele’ bedrijven als Shell, BP en Total. Dit heeft geleid tot de installatie van commissies die moeten nadenken over de voorwaarden voor samenwerking met de fossiele industrie. Enkele universiteiten hebben al handige beslisbomen opgesteld waarmee onderzoekers eenvoudig kunnen nagaan of het bedrijf waarmee ze willen samenwerken deugt of niet.

Wij zijn van mening dat een universiteit, op institutioneel niveau, geen eigen moreel kompas moet hanteren en opleggen wat betreft de samenwerking met bedrijven. Onderzoekers moeten kunnen samenwerken met alle bedrijven die zich aan de Nederlandse wet houden. Waarom? Als de universiteiten bepaalde bedrijven uitsluiten, dan moeten universiteiten een set van morele waarden hebben waaruit uitsluitingen logischerwijs volgen. Maar hoe zijn deze waarden vastgesteld? En door wie? Was dit een democratisch proces? De fundamentele vraag is: heeft de universiteit één enkele set van normen en waarden?

Terug naar de fossiele industrie. Stopzetten van de samenwerking met de fossiele industrie kan alleen worden gerechtvaardigd vanuit een denkkader waarin deze industrie als een evident absoluut kwaad beschouwd wordt. Het kwaad dat de fossiele industrie wordt toegedicht is haar grote bijdrage aan
klimaatverandering en te geringe bijdrage aan de transitie. Stel dat dit waar is, dan is het nog steeds discutabel om te veronderstellen dat door het stoppen met de samenwerking de duurzaamheidsdoelen sneller worden bereikt.Bij de samenwerking met fossiele bedrijven moet de universiteit de keuze overlaten aan individuele docenten en onderzoekers.

Bij de fossiele industrie zit veel menskracht, kapitaal en kennis die ingezet kunnen worden om de introductie van nieuwe processen in een korte tijd te doen slagen. Zelfs stoppen met fossiele grondstoffen hoeft niet altijd de heilige graal te zijn. Een recente studie concludeert dat als alle ‘sustainable development goals’ worden meegenomen, aardgas de beste optie is voor elektriciteitsproductie in Brazilië. Waarom is de universiteit zo gebrand op abrupt kappen met fossiel? Waarom niet nadenken over een optimaal tijdpad? En dan is er ook nog de kwestie van producent- versus consumentverantwoordelijkheid. Mogen mensen die een benzineauto rijden doceren aan de universiteit?

Als een deugtoets wordt toegepast op samenwerkingspartners zullen veel sectoren aan zo’n toets moeten worden onderworpen. Kunnen we bijvoorbeeld samenwerken met bedrijven die suiker produceren en daarmee de volksgezondheid in gevaar brengen? Kunnen we samenwerken met een bedrijf dat bestrijdingsmiddelen op de markt brengt en daarmee bijdraagt aan de afname van biodiversiteit? En wat te denken van de wapenindustrie? Deze zat lange tijd in het verdomhoekje, maar de geopolitieke situatie is duidelijk veranderd.

Ook kernenergie laat zien hoe vluchtig maatschappelijke en politieke opinies kunnen zijn. Na de ramp in Fukushima in 2011 overheersten de nadelen van deze energiebron het publieke debat. Nu, een paar jaar later, met een energiemarkt die onder druk staat, kijkt men er heel anders naar.

Als universiteiten een institutioneel moreel kompas gaan hanteren, zullen er op vele dossiers keuzen moeten worden gemaakt, en die keuzen moeten worden onderbouwd en uitgelegd. Na een diepgaandere analyse is het dan al snel duidelijk dat een simpel ‘deugt’ of ‘deugt niet’-oordeel niet kan worden geveld. Daarbij, zodra de universiteit een moreel standpunt inneemt over een maatschappelijke thema, belemmert dit het wetenschappelijk debat daarover. Immers, er is op institutioneel niveau al een standpunt ingenomen, bijvoorbeeld dat de fossiele industrie slecht is.

Het is zuiverder wanneer het bestuur van de universiteit de keuze overlaat aan de individuele docenten en onderzoekers. Dit zal het debat en daarmee het onderwijs ten goede komen. Uiteraard staat het individuele onderzoekers vrij om zelf keuzen te maken over partners die zij willen betrekken bij hun onderzoek.